vrijdag, juli 15, 2005

woow, mooi gesproken man

Doorperen: het tempo flink verhogen.
Een patat krijgen: een inzinking krijgen.
Een vogel voor de kat zijn: renner wiens ontsnapping gaat mislukken.
Straffe kost: extreem moeilijk.
Tekeer gaan als een duivel in een wijwatervat: renner die hemel en aarde beweegt, maar toch kansloos is.
Met het vuur in de broek zitten: in topvorm verkeren.
Een gat toe rijden: een achterstand goedmaken.
De kledders uit de neusgaten fietsen, of het snot voor ogen fietsen: zichzelf volledig uitputten.
Zijn benen zitten vol glasscherven: uitgeput zijn.
Verdapperen: harder gaan rijden.
Er een snok aan geven: extra hard gaan rijden.
Een chasse-patat: aan een zinloze achtervolging beginnen.
Voor iemand zijn voeten afdraaien: zich opofferen.
Aan het rekkertje hangen, of aan het elastiek hangen: een paar keer gelost worden, maar toch weer aansluiten.
Hooien als de zon schijnt: na de Tour geld verdienen in de criteriums.
Mongolenwaaier: groep gelosten.
Zijn kloefen afsmijten: aan de haal gaan.
Look in den meersch zijn: het spel is op de wagen, finale is begonnen.
Wegkletsen: demarreren.
De deur dichtdoen: van de eigen lijn afwijken en de tegenstander de doortocht beletten.
In het valies gestoken worden: slachtoffer zijn van afgesproken werk.
Uitgewoond zijn: uitgeput, vermoeid zijn.
Het bobijntje is op: leeggereden zijn.
Flanellen benen hebben: zich slap in de benen voelen.
In de boter trappen: zeer soepel fietsen.
Vierkant rijden: slecht fietsen.
Wesp: aranesp, een soort super-epo.
Kever: een dosis testosteron.
Wasmachine: het centrifugetoestel waarmee renners thuis hun hematocrietwaarde meten.
In de binnenband: inspuiting in de ader.
Gesneden brood: groeihormonen.

Geen opmerkingen: